Van mensen met psychische aandoeningen en psychosociale beperkingen

Kennisdag Ambulantisering: de deuren open!

Donderdag 7 februari 2013 Kennisdag Ambulantisering, georganiseerd door het Trimbos-instituut in de Beurs van Berlage te Amsterdam Een kennisdag over ambulantisering, is dat nu wel nodig? Zijn we niet al meer dan 30 jaar bezig om ambulante hulpverlening te ontwikkelen en te verbeteren in de GGZ en verslavingszorg? Worden er niet sinds de jaren 60 bedden in klinieken gesloten en is dat geld niet ten goede gekomen van woonvoorzieningen en ambulante begeleiding?

 

Dat wel, maar blijkbaar is een kennisdag over dit onderwerp anno 2013 toch belangrijk. 
Jan Walburg, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Trimbos-instituut, opent het congres met filmpjes van cliënten die over hun (gedwongen) opname in de kliniek spreken. Het is duidelijk dat zij een opname mensonterend vinden. ‘Je bent ineens geen vader, zoon of werknemer meer, alleen nog maar patiënt’, zegt één van de cliënten. Hun ervaring is dat de hulpverleners te weinig begrip tonen en dat ze er niet zijn op moeilijke momenten. 
Walburg benadrukt dat ambulantisering in ontwikkeling is, maar dat er nog veel winst te behalen is op het gebied van vermaatschappelijking, versterking van het welbevinden en de somatische zorg van cliënten en ook op het terrein van de sport. 
Marleen Barth, voorzitter van GGZ Nederland en ook politica voor de PvdA, licht een belangrijk convenant toe, het Bestuurlijk Akkoord, dat gesloten is tussen de geestelijke gezondheidszorg en het Ministerie van VWS. Daarin heeft men afgesproken om tot een drastische inkrimping te komen van het aantal bedden in de GGZ. Er moet een beddenreductie van 30% bereikt worden! In het Bestuurlijk Akkoord is vastgelegd dat de innovaties geregeld worden door de GGZ zelf en dat ‘terug naar de samenleving’ betekent dat alle partijen daaraan moeten bijdragen, zoals gemeenten, zorgverzekeraars en de landelijke overheid, juist nu in tijden van bezuinigingen. 
Tot de sprekers behoort ook Leon van Halder, directeur van de curatieve zorg (VWS). Hij schetst een toekomstmodel voor de geestelijke gezondheidszorg. Dit model moet leiden tot bezuinigingen op het uitgavenpatroon met 5%. Hij pleit voor een gegeneraliseerde basis-GGZ, waarbij de huisarts een grote rol gaat spelen als poortwachter. De 2e-lijns GGZ is slechts een klein segment in dit model met daarbij topzorg voor specifieke cliënten. 
Hans Kroon legt uit wat topzorg in de GGZ bijvoorbeeld is: High Intensive Care in de kliniek. Hij schetst ook de ontwikkelingen van FACT in de afgelopen jaren en hoe moeilijk het is om ‘maatschappelijk meedoen’ vorm te geven door bijvoorbeeld cliënten te helpen weer aan het werk te gaan (Individual Placement and Support, IPS). Een veelbelovende ontwikkeling is de nieuwe methode die ervaringsdeskundigen gebruiken, WRAP, waarbij cliënten elkaar helpen met het maken van een Wellness Recovery Action Plan. 
FACT lijkt misschien duur, maar als je cliënten hiermee goed kunt bereiken, is zijn boodschap, dan is deze zorg niet duurder. Zijn conclusie is dat er betere samenwerking moet komen tussen de 1e lijns-gezondheidszorg en de GGZ.
Dan komt Matthijs Muyen aan het woord. Hij vertelt over de Europese cijfers op het gebied van de psychiatrische problematiek. Die zijn overal in Europa hoog, maar Nederland springt in het oog met het aantal bedden, aantal psychiaters en psychiatrisch verpleegkundigen. Relatief heeft Nederland weinig huisartsen en dat belooft weinig goeds voor de plannen van Van Halder, waarin de huisarts een grotere betekenis moet krijgen voor GGZ-cliënten! Nog een interessant punt dat Muyen aangeeft is, dat er voor verandering, dus ook voor meer ambulantisering, een gevoel van urgentie moet zijn, een nationaal gedragen model hoe het moet gaan worden in de toekomst. Dan moet er een leider zijn, die politiek de vernieuwingen kan bewerkstelligen. En die elementen mist Nederland nog wel.
Jolande Tijhuis, voorzitter Raad van Bestuur Vincent van Gogh, sluit het plenaire deel af met de boodschap dat we het met z’n allen kunnen: we moeten het gewoon gaan doen!
Na alle berichten over ambulantisering in tijden van bezuiniging, was het tijd voor de lezingen en workshops. 

Remmers van Veldhuizen zegt duidelijk dat de beddenafbouw nog niet gerealiseerd is. Dat er echt meer moet gebeuren, omdat een kliniek een onnatuurlijke omgeving is die verpleegkundigen verandert in verkeersagenten, een omgeving die onwenselijke escalaties veroorzaakt. Van Veldhuizen raadt iedereen aan om het boek ‘PAAZ’ van Myrthe van der Meer te lezen. 
Daarna houdt hij een pleidooi om je als hulpverlener bescheiden in te voegen. De sleutel tot inclusie is invoegen en samenwerken. Dat geldt ook voor FACT-teams in de wijk. Soms worden FACT-teams gezien als wijkteams, voor alle burgers in de regio. Maar dat is een verkeerd beeld van FACT. Deze zorg is bedoeld en gericht op mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. FACT moet natuurlijk wel goed samenwerken met de wijkteams of met andere aanbieders van zorg. Hij zou graag zien dat er één FACT-team per regio is met gespecialiseerde 2e lijnszorg, waarin ervaringsdeskundigheid, contact met familie en rehabilitatie meer nadruk krijgen. Van Veldhuizen wil ook meer onderzoek over, bijvoorbeeld, de uitstroom van cliënten uit FACT-teams: hoeveel zijn dat er, hoe gaat het met hen na de uitstroom?
Ten slotte zegt hij dat certificering van FACT een prikkel is om beter te werken. En dat moet op alle facetten van de zorg: cure, care, crisis, client knowhow, community, control en check. Zijn motto: Sail the seven C’s!
Een beetje een vreemde eend in de bijt is de workshop over HIC van Tom van Mierlo, psychiater bij GGz Breburg. Toch wil hij laten zien dat een High & Intensive Care unit in de kliniek een belangrijke schakel is naar ambulante zorg. Goede ambulante zorg gaat ook door in de kliniek. Als cliënten ambulant hulp krijgen, bijvoorbeeld van een FACT-team, dan is het soms nodig om even gebruik te maken van een ‘time-out’ bed of ‘bed-op-recept’. Is de situatie ernstig, dan kan het verstandig zijn om iemand op te nemen, op een gesloten afdeling of, indien echt nodig, op een intensive care unit. Van Mierlo heeft samen met een initiatiefgroep een HIC-monitor ontwikkeld met 60 criteria om de hulpverlening in een kliniek een kwaliteitsinjectie te geven. Contact met de cliënt, focus op herstel en samenwerking zijn sleutelbegrippen. Ook de HIC is op weg naar certificering, maar eerst willen de initiatiefnemers, verenigd in een landelijk platform, aan de slag. Voor meer informatie kun je terecht op www.hic-psy.nl.

Maatschappelijke opbrengsten van ambulantisering

In de workshop van Jasper de Haan (KPMG Plexus), Ronald Luijk (Zorgverzekeraars Nederland) en Aafje Knispel (Trimbos-instituut) wordt verteld dat ambulantisering niet alleen geld kost, maar ook iets oplevert. Aafje Knispel heeft onderzoek gedaan. Aan welke ‘waarden’ zou je kunnen denken als het gaat om opbrengsten van ambulantisering? Behalve kostenreductie en productieverbetering zijn er natuurlijk ook hele andere waarden. Cliënttevredenheid is een belangrijke waarde. Je kan denken aan somatische of psychische verbeteringen of aan het functioneren van mensen in het algemeen. De arbeidsproductiviteit is een opbrengst van waarde. En andere maatschappelijk winst is bijvoorbeeld: minder agressie op straat, minder ingrijpen van de politie of minder mensen met een sociale uitkering.
Jasper de Haan licht vervolgens een heel ander onderzoek toe. Jammer genoeg zijn in dit onderzoek alleen de zorgkosten gemeten. Het onderzoek is in opdracht van Zorgverzekeraars Nederland uitgevoerd. Omdat de onderzoekers alleen de database van ZN ter beschikking hadden, kunnen zij slechts zeggen dat er meer mensen in zorg zijn genomen, korter klinisch behandeld is, er lagere gemiddelde zorgkosten per cliënt zijn en hogere somatische kosten. Er is minder uitgegeven aan AWBZ-kosten door minder zware ZZPakketten. Onderzoek naar wat ambulantisering nog meer oplevert staat nog in de kinderschoenen.

Het congres biedt nog veel meer interessante workshops, debatten en lezingen. Te veel om allemaal op te noemen. Onder meer is tijdens een debat over ervaringsdeskundigheid naar voren gekomen dat ervaringsdeskundigen merken dat het lastig is in welke verhouding zij staan ten opzichte van professionals. Overigens geldt dit omgekeerd ook voor professionals. Het blijkt nog steeds moeilijk om als ervaringsdeskundige een plek te vinden in een team van professionals en dan duidelijk te krijgen wat je taken precies wel en niet zijn.
In een twee uur durende workshop spreken Roberto Mezzina (Italië, Triest), Rita Donabauerr (Oostenrijk, Pro Mente, Vice president Mental Health Europe), Bob Grove (Senior Policy Adviser Mental Health Europe). Bijzonder is de bijdrage van Bob Grove, die  uitlegt dat deïnstutionaliseren meer is dan het afbouwen van muren, het gaat om de wijze waarop je met mensen omgaat. Er is een machtsongelijkheid tussen hulpverlener en cliënt, die ambulant ook bestaat. Door de cliënt regels op leggen en te zeggen wat die wel en niet mag doen binnen een situatie, komt die machtsongelijkheid tot uitdrukking. Zodra hulpverleners meer gaan luisteren en familie betrokken wordt bereik je deïnstitutionalisering.
Guus Schrijvers houdt in zijn lezing een inspirerend pleidooi voor populatie gebonden bekostiging van de GGZ. Daarbij heeft hij drie grote doelstellingen: het beteugelen van de kosten van de zorg, het verhogen van de ervaren kwaliteit van de zorg door de cliënten en het verbeteren van de gezondheid op populatieniveau. Hij heeft ook suggesties voor prikkels om ambulantisering te stimuleren. Hij baseert zijn ideeën vooral op praktijkvoorbeelden in Engeland en de VS. De prikkel is, bijvoorbeeld, het vergroten van de cliënttevredenheid met een bonus op de toegekende budget van een regio.

Ten slotte kondigt dagvoorzitter Henk Smid een interview aan met Diana Monissen (zorgverzekeraar), Ariëtte van Reekum (psychiater/Raad van Bestuur), Erik Dannenberg (wethouder) en Remmers van Veldhuizen (psychiater/adviseur). De discussie wordt geleid door Coen Verbraak. De discussie beweegt zich al snel naar de (on)mogelijkheden van de beddenafbouw. Dat gaat volgens de deelnemers niet vanzelf. Dannenberg pleit voor politieke structuren, Monissen voor samen optrekken en Van Veldhuizen ziet de perverse prikkels vanuit de financiering als boosdoener. Van Reekum uit haar twijfel over de haalbaarheid. Dannenberg gelooft wel in de ontmoeting van GGZ en gemeente, omdat met een nieuw stelsel en één budget, de gemeente een samenhangende opzet kan realiseren. Conclusie van deze matige discussie is dat ambulantisering betekent dat gemeenten, zorgverzekeraars en GGZ meer moeten samenwerken.

Simone van de Lindt (zelfstandig adviseur/trainer ()